wegsloten grond om te ploegen of te spitten;
d. in andere gevallen dan die, waarin een vergunning krachtens
de woningwet vereist is, een getimmerte, of andere bouwcon
structies, benzinepomp of soortgelijk toestel te plaatsen
of te hebben op een kortere afstand dan een meter uit de
uiterste boord van de weg.
2. Het eerste lid onder d, is niet van toepassing op het plaatsen
en hebben van erfafsluitingen, muurtjes, hekken, schuttingen
en dergelijke, wanneer die werken of voorwerpen minder dan een
meter hoog zijn.
Artikel lOh.
Het is verboden binnen de kom langs wegen:
a. bijenkorven of bijenkasten te plaatsen of te hebbem binnen een
afstand van 20 meter uit de kant van een van de weg deel uit
makende verkeersbaan;
b. naar buiten over de weg openslaande hekken, vensters, blinden,
luiken of deuren ongesloten te hebben, zonder dat zij behoor
lijk zijn vastgezet, tenzij zij zich op tenminste drie meter boven
de weg bevinden.
Artikel lOi.
1. Het is verboden:
a. over kunstwegen te rijden met voertuigen, waarvan de wielen
niet zijn ontdaan van klei, modder, mest of andere dergelijke
stoffen, welke hinderlijk of schadelijk voor het verkeer kun
nen zijn;
b. met voertuigen, welke niet van rubberbanden zijn voorzien, te
rijden over bermen, glooiingen of zijkanten van wegen in die
gevallen, waarin dat rijden niet door omstandigheden wordt
gebillijkt.
2. Het is verboden rij- of trekdieren of vee te plaatsen of geplaatst
te hebben op de niet voor het rijverkeer bestemde gedeelten van
wegen, tenzij deze dieren zodanig zijn vastgemaakt, dat zij de
verkeersbanen niet kunnen bereiken.
Artikel 10J.
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 38, eerste lid en artikel
83, zesde lid, dezer verordening, zijn de eigenaars van gebouwen,
bomen, muren, schuttingen of andere afsluitingen, op of aan wegen
verplicht te gedogen, dat borden of inrichtingeen ten behoeve
van het openbaar verkeer, ten behoeve van de openbare verlichtin
gen of ten behoeve van enig ander algemeen belang, vanwege de
gemeente aan die gebouwen, bomen, muren, schuttingen of andere af
sluitingen worden bevestigd.
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing:
a. ingeval het bepaalde in artikel 10 der waterstaatswet 1900,
artikel 14, der wegenwet, artikel 82 der onteigeningswet of
artikel 4, Juncto artikel 1, dan wel artikel 13 der telegraaf-
en telefoonwet 1904, stbl.nr.7 of enig ander artikel van een
dezer wetten toepasselijk is;
b. ten aanzien van electrische geleidingen en wat daartoe behoort,
als bedoeld bij de electriciteitsverordening Noord-Brabant;
c. ten aanzien van werken voor de watervoorziening, als bedoeld
in de waterleidingverordening voor Noord-Brabant.