band met de vermindering door gebruik;
c. alle andere uitgaven ter verzekering van de goede gang van het
onderwijs.
De vergoeding voor de onder 2 vermelde uitgaven wordt even
eens jaarlijks toegekend en wordt berekend naar een bij algemene
maatregel van bestuur vast te stellen bedrag per kleuter. Voor dit
jaar werd dit bedrag vastgesteld op f850»
De jaarlijkse vergoeding, die - zoals hierboven weergegeven -
wordt berekend naar een bedrag per lokaal en per kleuter wordt veelal
aangeduid als exploitatievergoeding.
Bepalen wij ons thans tot de ingediende aanvrage.
De vergoeding die strekt ter bestrijding van de hierboven
onder 1 vernoemde kosten (onderhoud schoolgebouw enz.) wordt berekend
over het aantal gebruikte lokalen, dat in verband met het aantal
leidsters, wier bezoldiging van rijkswege wordt vergoed, noodzakelijk
is te achten.
Het aantal kleuters dat naar de toestand op 1 februari van
dit jaar, over welke datum we zo aanstonds nog iets meer zullen vertel
len, als werkelijk schoolgaand bekend stond, bedroeg 197* Voor dit
aantal zijn -naast de hoofdleidster- 4 leidsters benodigd; in totaal
alzo 5 leidsters, de hoofdleidster daaronder begrepen. Wegens het
hiervoor vermelde bedraagt het aantal gebruikte noodzakelijk te achten
lokalen eveneens 5. Daarnaast heeft men in de "Nieuwe" school nog
de beschikking over 1 speellokaal met een oppervlakte van 70 m2 of
meer, hetwelk ter bepaling van het aantal gebruikte lokalen gelijk
wordt gesteld met anderhalf leslokaal, benevens 1 speel-werklokaal
kleiner dan 70 m2. De slotsom dezer berekening is dat een vergoeding
wordt genoten voor 716 leslokaal.
Alzo bedraagt de lokalen-vergoeding: 716 x f.650,f.4-875»
De vergoeding voor bestrijding van de hierboven onder 2
vermelde kosten (onderhoud schoolmeubelen enz.) wordt berekend over
het gemiddeld aantal kleuters volgens de maatstaf van artikel 20,
zijnde het gemiddeld aantal kleuters, die op de eerste dag van de
maanden januari tot en met juli en oktober tot en met december van
het onmiddellijk voorafgaand kalenderjaar als werkelijk schoolgaand
bekend stonden.
Daar de Kleuteronderwijswet dit jaar voor het eerst toe
passing vindt, waardoor voorgaande maatstaf voorhands geen toepassing
kan vinden, is bepaald dat terzake - in afwijking van het voorgaande -
voor het jaar 1956 moet worden uitgegaan van het aantal kleuters dat
op 1 februari van dat jaar als werkelijk schoolgaand bekend staat.
Op genoemde "peildatum" bedroeg dit aantal voor onze gemeente 197
kleuters.
De hier toe te kennen vergoeding zal derhalve bedragen:
197 x f.8,50 f.1.674,50.
Het toe te kennen voorschot op de exploitatievergoeding voor
1956 bedraagt in totaal alzo: f.4.875,f.1.674,50 f.6.549,50.
Deze kosten die de gemeente ten behoeve van het bijzonder
kleuteronderwijs heeft te maken worden door het Rijk vergoed. De daar
toe strekkende aanvrage is bereids aan het Ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen ingezonden.
Het voorschot tot gemelde som kan ingevolge wettelijk voor
schrift worden toegekend onder voldoende borgstelling®
Hieromtrent is in de betrokken uitvoeringsregeling, genaamd
Besluit vergoedingen bijzonder kleuteronderwijs, bepaald, dat door het
schoolbestuur bij het verzoek om voorschot moet worden overgelegd een
verklaring, waarbij het zich verbindt tot terugbetaling van hetgeen
eventueel bij voorschot teveel mocht worden genoten, voor de nakoming
van welke verbintenis twee door ons goed te keuren borgen behoren te
worden gesteld. Van deze borgstelling zijn vrijgesteld de schoolbe-