BIJLAGE no.242
De Raad. der gemeente Prinsenbeek;
gelet op artikel 3 en 4, resp. van het Ambtenarenreglement en
het Werkliedenreglement voor de gemeente Prinsenbeek;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 20 sep
tember 1956;
besluit:
vast te stellen de volgende:
Algemene kindertoelageregeling voor het personeel
der gemeente Prinsenbeek.
Artikel 1
Deze verordening verstaat onder:
a. b_e_langhebjbenden
1. hen, die krachtens aanstelling overeenkomstig de bepalingen van
het ambtenarenreglement of het werkliedenreglement in openbare
dienst der gemeente werkzaamzijn, voor zover het gemeentebe
stuur tot regeling hunner bezoldiging bevoegd is, met uitzonde
ring van de deurwaarder plaatselijke belastingen, de gemeente
geneesheer en de secretaris van de commissie tot wering van
schoolverzuim;
2. hen, die krachtens in dienstneming overeenkomstig de bepalingen
het het arbeidsovereenkomstenbesluit op arbeidsovereenkomst
naar burgerlijk recht in dienst der gemeente werkzaam zijn voor
zover hun loonsvoorwaarden zijn geregeld overeenkomstig artikel
5, eerste lid, onder a en b van dat besluit.
b_wedd-_e
1. indien het betreft een belanghebbende, d.ie ambtenaar is in d.e zin
der Pensioenwet 1 22 (Stbl.240): de wed.de in de zin van artikel
31 dier wet, met uitzondering van het daarin opgenomen deel
van de vakantie-toelage;
2. indien het betreft een andere belanghebbende: alle inkomsten-
uitgezonderd de vakantietoelage - welke uit hoofde van de ambte
lijke betrekking op de arbeidsovereenkomst worden genoten, voor
zover deze als "wedde" in de zin van artikel 31 d.er Pensioen
wet 1922 (Stbl.240) zouden worden aangemerkt, indien hij de
hoedanigheid van ambtenaar in de zin van die wet bezat.
Artikel 2.
1. De belanghebbende, die op de eerste dag van enig kalenderkwartaal
een of meer kinderen tot zijn last heeft beneden de leeftijd van
16 jaar, heeft, overeenkomstig het bepaalde in de navolgende leden,
bij wijze van tijdelijke toelage, voor elk van die kinderen recht
op een kindertoelage.
2. Voor de toepassing van dit artikel worden met kinderen beneden de
leeftijd van 16 jaren gelijkgesteld:
a. kinderen van 16 jaar of ouder, doch jonger dan 27 jaar, mits de
tijd van deze kinderen, die voor werkza; m'heden beschikbaar
zou zijn, grotendeels in beslag wordt genomen d.oor of in verband
met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroe^ en
deze kinderen uitsluitend of in belangrijke mate voor rekening
van debelanghebbende worden onderhouden;
b. kinderen van 16 jaar of ouder, doch jonger dan 27 jaar, die
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders tengevolge
van ziekte of gebreken vermoedelijk het eerstkomende jaar bui -