en Wethouders zijn tevens bevoegd beslissingen te nemen omtrent
de verlening van kindertoelage ten aanzien van gevallen, viraarin
dit artikel niet of niet naar redelijkheid voorziet.
Artikel 3»
1. Boven de kindertoelage toegekend ingevolge artikel 2, wordt een
tijdelijke kindertoeslag toegekend:
a* voor het tweede en derde kind
f.16,56 per jaar, f.1,38 per maand of f.0,32 per week;
b. voor het vierde en vijfde kind:
f.33512 per jaar, f.2,76 per maand of f.0,64 per week;
cvoor het ze_sde kind
f.66,24 per jaar, f.5»25 per maand of f.1,20 per week;
VOOT zevende en volgende kinderen:
f.52,80 per jaar, f.4,40 per maand of f.1,02 per week.
2. Voor de toepassing van de leden 6, 7 en 8 van artikel 2 dient
onder kindertoelage med.e te worden verstaan de toeslag, bedoeld
in het eerste lid van dit artikel.
Artikel 4.
1. Ten aanzien van de belanghebbende, die op 1 januari 1954 een kin
dertoelage genoot, wordt gedurende het tijdvak van 1 januari 1954
tot 1 juli 1955» in artikel 2 in plaats van "16 jaar" gelezen:
"18 jaar", voorts wordt de kindertoelage gedurende dat jaar toege
kend en beëindigd op het tijdstip, waarop zij zou zijn toegekend en
beëindigd ingevolge de regeling, welke terzake op 31 december
1953 gold, tenzij die regeling voor de belanghebbende ongunstiger
is
2. Te rekenen van 1 juli 1955 tot uiterlijk 1 januari I960 wordt op de
voet van het bepaalde in artikel 2 en 3 een tijdelijke kindertoe
lage en kindertoeslag toegekend aan de belanghebbende, die op
1 januari 1954 in dienst van de gemeente was, ten behoeve van de
valide, niet-studerende kinderen van 16 en 17 jaar, indien naar
het oordeel van Burgemeester en Wethouders voldoende aannemelijk
is, dat de ambtenaar die kinderen tot zijn last heeft.
3. Het bepaalde in of krachtens deze verordening geldt met dien ver
stande, dat de belanghebbende in totaal nimmer minder aan kinder
toelage en kindertoeslag zal ontvangen dan in het geval de kinder
bijslagwet op hem vsn toepas ing zou zij- gewe 1.
Artikel 5»
1. Een belanghebbende die op 31 december van enig kalenderjaar in
dienst is en voor wie de toekenning van kindertoelage ingevolge
de gemeentelijke kindertoelageregeling vóór het vierde kwartaal
in dat kalenderjaar is beëindigd voor een valide, niet-studerend
kind, geboren vóór 2 oktober 1946, wegens het bereiken van de
16-jarige leeftijd van dat kind, ontvangt een garantie-uitkering.
Deze uitkering is gelijk aan de kindertoelage vermeerderd met de
kindertoe&Lag voor dat kind over 3 kwartalen, 2 kwartalen, dan wel
1 kwartaal, al naar gelang bedoeld kind is geboren onderscheiden
lijk in het eerste, tweede of derde kalenderkwartaal, met dien
verstande, at ten aanzien van kinderen die zijn geboren op de
eerste dag van een kalenderkwartaal in aanmerking wordt genomen
het kalenderkwartaal, onmiddellijk voorafgaande aan de dag van
geboorte.
Artikel 6.
De uitbetaling van de kindertoelage geschiedt tegelijk met die van
de wedde.