Naast deze 129 woningen welke voor het merendeel in het voorjaar 1966 ge
reed zullen komen zullen naar schatting - en deze schatting is met vrij
grote mate van zekerheid - in 1966 óók nog in uitvoering worden genomen
en voor een deel mogelijk gereedkomen de volgende categorieën woningen;
-onbenutte bouwcapaciteit 6
-vrije tijdswoningcn 6
-vrije sector 20
-systeembouw 42
-goedkope woningen 6
-woningwetwoningen 25
-premiewoningen 10
totaal 115
Per 51 december 1965 bedroeg de gemeentelijke woningvoorraad 1278 stuks op
een zielental van 5515- De gemiddelde woningbezetting na aftrek van be
jaardenwoningen en hunne bezetting bedraagt momenteel 4-4
Zoals ik U bij de aanhef reeds heb gezegd zal het mogelijk zijn via continu-
bouw extra contingenten te verwerven op het primaire woningcontingent
van 50 woningen voor 1966.
U begrijpt dat alle beschikbare krachten hiertoe zullen worden aangewend.
RUIMTELIJKS ORDENING.
Nu ik de aspecten van de volkshuisvesting ter plaatse heb geschetst past
het, dunkt mij, enkele woorden te wijden aan de ruimtelijke ordening in de
Baronie van Breda. Trouwens in de pers wordt als gevolg van publikatie
van studies door deskundigen landelijk steeds meer aandacht aan ruimtelij
ke ordening besteed. Uitgangspunt is daarbij de bevolkingsexplosie welke
men in de overzienbare periode van thans tot het jaar 2000 meent te
moeten verwachten. Het mag niet zijn dat er in de Baronie gedachten groei
en welke niet tijdig aan beslissende organen, zoals gemeenteraden worden
voorgelegd. Het binnenskamers overleg zal op gezette tijden de aanvaard
baarheid van de richting waarin de gedachten gaan bij de beslissende orga
nen moeten afchecken.
Mij bepalende tot het overlegorgaan Breda en randgemeenten zal het voor in
siders geen nieuws betekenen als ik zeg dat nu al vanaf 1956 gestudeerd
wordt op de toekomstige structuur van het agglomeraat de Baronie.
Al spoedig bleken de bestuurders behoefte te hebben aan voorlichting door
planologen, agrarisch deskundigen en deskundigen op het stuk van recrea
tie en groenvoorziening, maar even spoedig bleek ook dat deskundigen/nog-
al eens totaal verschillend kunnen denken. /onderling
In feite komt het hierop neer dat er wel bepaalde gedachten leven over de
vraag in welke gebieden agrarische en recreatieve ontwikkelingen wenselijk
zijn, doch concreet zit men met de vraag waar te rekenen tot de jaren 1990
2000, de toekomstige woongebieden moeten worden gepland.
Ik vind het nog niet zo gek dat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant aan
het overlegorgaan de eis hebben gesteld nu maar eerst op tafel te komen
met een visie op lange termijn. Men bouwt geen gaaf geheel op door inciden
teel naar behoefte een stuk landelijk gebied voor stedelijke bebouwing in
aanmerking te brengen. Het nageslacht is niet gebaat met een lappendeken